vergezicht

zwem in de slipstream van de kompaskwal 
ga verhuld als een nachtvlinder 
vermijd draadhangers en webben 
verzamel glimwormen als kerstlichtjes 

zoek de schaduw van hoge bomen 
schuil onder overhangende rotsen 
in ondiepe druipsteengrotten 
drink, spoel en was druppelwijs 

fluister een donker gerande fabel 
tegen zachte zuidenwind in, adopteer dichters 
geef ze te eten zodat ze zwijgen 
sterven moet stil, zonder spektakel 

hooguit een fluwelen zucht als epitaaf 
op de veermatras van de laatste nacht 
hoop dat de zoon als vader opstaat 
zijn woord deelt in open vergezicht

slotscene

glimlach een roestige loper voor geluk 
geen groot gebaar en glitter 
lichaam getekend door jaren 
vingerspel slepend en baldadig 

hij verdwaalt in net en web 
en witte haren, zijn hand hapert 
vuur ontsteekt langs zwerfwegen 
en durende dreven van verwondering 

het is een spel van herhaling 
een stempel die zegen vestigt 
soelaas takelt uit de groteske leegte 
van de diepste vergeetput 

zij speelt zichzelf in telkens dezelfde 
nieuwe rol, rollercoaster van spiegelingen 
papierbloesem vol vuurrode durf 
in ogen en achter de oren 

ze repeteren in dagelijkse parade 
poppenspel van sprookjesfiguur en fantoom 
fruit aan parachutes valt in open mond 
alles om de slotscène voor te zijn

hamerkop

hij is een boze kop 
die vuist van mij 
hij spant zich soms spontaan op 
met dikke aders op zijn blinde wang 

vreemd als hij aan de slag gaat 
hamer aan pneumatische arm 
hij voert een zwierig dansje op 
neemt de andere arm en benen mee 

in al maar gewaagdere passen 
tekent patronen in de lucht 
sneller dan de plotter op het blad 
maar als hij plots stil valt 

is er niets om na te lezen 
geen verklaring op lege lijnen in de lucht 
hier en daar een pijnlijke plek 
en het rechteroog verzonken 

in een donkerblauwe bloem

schroot

wind slaat een haastige maat
onder de draagbalk van de schuur
in de spanlus van touw
hangt geen bevrijding maar

stank van verval
stof in zeef van raamlicht
houtsnippers op de vloer
de kanteling van vergane tijd

niets hoeft nog onthuld
de huls van het huis een bouwval
woorden hangen in de huig
priemen als spijkers in de keel

voorbij de muur één steen dik
veegt wind straat en lucht schoon
verwaait elk greintje en schijntje
tot gehusseld alfabet, letterschroot

één taal

hij heeft maar één taal 
om in alle talen te verhalen 
wat niet op papier past 

het pad waarop hij loopt 
zou een verhaal kunnen zijn 
alle stappen die een weg vormen 

er valt niet aan te ontkomen 
toch wil hij niet vertellen 
maar spreken over wat niet is 
gebonden aan regels, op regels 

wat in witruimte valt 
wat uit stilte spreekt 
wat alle kleuren aflegt 
geen vrucht draagt maar is

schuimkop

zijn hoofd op een kussen van schuim 
hij legt zich bij de nacht neer 
het lichaam zoekt rust draaiend 
in de brede handschoen van laken 

hij bruist na van de dag 
traagschuim van denkbeeld, daad en ervaring 
het nuttige en goede verdonkeremaand 
pijn brandt nog in het weke vlees 

een vormeloos naaldkussen trekt 
door zijn lijf, bijt in knie en schouders 
en in gewrichten zonder naam 
knaagt aan kwetsbare organen 

daagt op in vreemde gedaantes 
verhaspelt tijd en plaats en liefdes 
woorden spreken uit de verkeerde mond 
haar niet langer blond maar zwart 

of wit als uit sneeuw gewassen 
door fee of kol betoverd 
in een ontsporende droom betrapt 
sprookje uit tegenspraak gesprokkeld

sneeuwzwemmen

de witte warreling van wolk naar wereld 
alsof de kern van de reis 
in het rekken van duur ligt 
landing zo lang mogelijk uitstellen 

misschien moet het met schrijven zo 
een korte letterdans als intro 
dan de uitwaaiering van een dichte zwerm zwarte 
vogels op het blad van een hemel 

voor ze landen op het vel van grasblad 
gaten prikken in lichtbellen witte illusie 
woorden als wormen oppikken 
voor hun niet te stillen knaaghonger 

de witte dwarreling is warm als liefde 
de vanzelfsprekendheid van dikke vlokken 
die tijd nemen om een plekje te vinden 
waar ze zwoel en koel tegelijk 

tegen elkaar aan scharrelen 
elke dag opnieuw 
                        ontdooien en versmelten 

Op de laatste vriesdag en de vooravond van valentijn, dit vers uit de bundel Schetsboek (gepland 18/06/2022)

samen

hij ziet de kromming van de boom 
hoe de kruin in het water kaatst
een eeuwige zwemmer op springplank 
die maar niet tot springen komt

een man mankt, herhaalt de knik 
in de rechterknie bij elke stap 
kromt de schouders ter compensatie 
in harmonie naar elkaar toe

een deur die noch dicht noch open kan 
uitgestoken hand zonder tegenhand
golf die breed rolt en schuimend breekt 
alsof niets volgt in het spoor

naadloos noorden voorbij de pool 
niemandsland dat zich in leegte verdubbelt 
toch onzichtbaar op elke kaart 
uit een atlas van spiegelbeelden 

nooit klinkt een samen dat niet 
op amen eindigt

binnentuintje

hoe mooi, een huis 
met een binnenplaats 
een stukje tuin uitgesneden 
netjes binnen geplaatst 

rechthoek perfect omschreven 
door huis en wand 
tuintje als gestileerd aquarium 
een stoel, een tafeltje 

geen geritsel van bomen 
een struik is het hoogste 
wat hier reiken kan 
een stil leven in lijst gezet 

tegels buiten rijmen met binnen 
het groen handig winterhard 
de klimroos vult de zomers 
verrukkelijk met geur en kleur 

hij kan er zichzelf luchten 
op de stoel een vol glas op tafel 
wachtend op het vallen 
van tere rozenblaadjes

Meest gelezen

Info Jan M. Meier

Recent (selectie):
  • Vier gedichten in Poëziekrant, 2023 nr. 1, p. 118-119
  • Schetsboek, dichtbundel, met tekeningen van Wouter De Winter, uitgeverij P, juni 2022
  • Recensies Grote Gevoelens in o.m. Poëziekrant, 2020, 4 door Peter Theunynck en Dirk de Geest op mappalibri.
  • Grote Gevoelens, dichtbundel, met schilderijen van Evelien Sergeant, uitgeverij P, feb. 2020
  • Vier gedichten in het Nederlandse tijdschrift Liter 98, 2020, p.68-71
  • Twee gedichten in Poëziekrant, jan. 2020
  • Publicaties online (van en over) in o.a. De schaal van Dighter en Meander.
  • Tekenen, dichtbundel, met pentekeningen van Wouter De Winter, uitgeverij P, dec. 2018
  • Drie gedichten in Deus ex Machina, 165, juli 2018, p. 74
  • De audio-opname van de presentatie van Engelenspoor en een interview zijn allebei beschikbaar op Paukeslag.
  • Engelenspoor, dichtbundel, 80 p., uitgeverij P, 2017, recensie Dirk De Geest
  • Interview met Hedwig Speliers, in Deus ex Machina, 155, dec. 2015, p.70-79.
  • Op de schommel tussen vorm en vent. Over het metaforische denken van Hedwig Speliers, in Deus ex Machina, 155, dec. 2015, p. 4- 18
  • Composities, in Het liegend konijn, okt. 2015, p. 113-117, vertaald naar het Servisch, in het tijdschrift Erazmo, 2017, p. 158-160.
  • Mythe en Wetenschap. Mythische aspecten in de hedendaagse fysica,in Deus ex Machina, 146, Mythologie, pp. 106-115.
  • Interview in: Lukas De Vos, Ivo MIchiels, Poortwachter Woordwachter, 2013, pp.43-62
  • Wetten, in Poëziekrant 2, 2009.
  • Ivo Michiels: de kwadratuur van het ik, een terugblik, in Deus ex Machina, 138-139, sept.-dec. 2011, p. 12-32
  • Ivo Michiels (samenstelling), dubbelnummer Deus ex Machina, 138-139, sept.-dec. 2011.
  • Vergezucht op Antwerpen, in: Antwerpen de stad in gedichten, ed. Philip Hoorne, uitg. 521, 2003, p. 128
  • Gedichten in Deus ex Machina, 103, dec. 2002, p. 73-76
  • Galerie Wijland, Dolores Previtali, beelden & gedichten, p. 6
  • Naar mijn blog Vrolijk puin bis.
  • Een overzicht van de belangrijkste publicaties vind je hier. Klik op 'Alle publicaties'.
  • Externe links: Poëziecentraal en Wikipedia.