als van Parijs naar Rotterdam
door je handen gaat geen blauwer
bloed maar een niet te benoemen gloed
die jou met mij omarmt, verwart
in het huis op een lage duin ligt
in de ondergaande zon geluk duur gekelderd
is verleden in de lange gang gevloerd
waar je jezelf verbannen legt gekromd
als een komma voor een onbekend zinsverband
aan de kale wanden hangen dromen
weggedroomd en in je stap mijmert
een meisje met de herfst een bang
vermoeden op de appelwangen, de stip
tussen oog en wenkbrauw van engelen betekend
zo onhelder als ongeslepen kristal
de tekenen van een gedachte tijd
waarin voor alles tijd te over zou zijn
en zorgen staan voor een zorgeloos ’s anderendaags
waar oude meisjes nog immer op jonge wijsjes
dansen en dromen waarachtig op de wanden
geschilderd staan in dezelfde
mijn andere
taal
Uit: Poëziekrant 2020, 1 en Grote Gevoelens, uitgeverijP,
1 opmerking:
Wat een mooi, teder gedicht!!
Ikzelf ben ook bezig met poëzie en ik was op zoek naar mededichters bij blogger toen ik op jou blogspot terecht kwam...
Je schrijft heel beeldend en met de juiste woorden op de juiste plaats!!
Proficiat met deze!!
Mvg
Emmeline
http://zijninwoorden.blogspot.com
Een reactie posten
Reacties worden na controle geplaatst