wie laat niet graag
de lente lachen in de groeiende
lengte van haar dagen
zelfs in verzen verschijnt de zon
biedt het licht houvast aan de dag
ligt in de nevel over het land
hitte smeulend in hinderlaag, aardse tegen-
hemel van een van goden vergeven ether
laat het lofdicht over de dijk oprijzen
een lied van weelde dat ons omkleedt
woorden zingt in duizend monden
notenbalken als rimpels op de vlakke akker
laat dromen in bloemige daden bloeien
laat lente ons in lange jaren uitdragen
een lied van lettergrepen woord voor woord
in het avondrood van een aangebroken brood
wie zoekt in dit licht nog evenwicht
wie leest in de bloemstamper
iets anders dan geboorte
bijenvreugd vrucht van laailichtende lente
afgebiesd door flinterlicht van vijverriet
oh, laat het verval zijn gang gaan
tegen de baksteen van kale kades
hier aan het water ligt het licht
ingelijst in het raam van een gedicht